Misschien denk je er wel eens weemoedig aan terug: de tijden dat je met 65 jaar AOW kreeg? Die tijden zijn definitief voorbij en komen ook niet meer terug. Doorwerken dan maar? Hoe kun je ervoor zorgen dat je dat makkelijk(er) afgaat?
In 1947, net na de oorlog, werd de De Algemene Ouderdomswet (AOW) bedacht door politicus Willem Drees. Hij wilde voorkomen dat ouderen afhankelijk waren van liefdadigheid. De gemiddelde levensverwachting was toen 73 jaar. Dat betekende gemiddeld 8 jaar AOW. Nu is de levensverwachting 81 jaar - dat is dus 2x zo lang AOW. Met de toenemende vergrijzing en minder mensen die AOW betalen, is dat simpelweg te duur geworden. Die leeftijd moest omhoog. Men heeft er 20 jaar over zitten bakkeleien.
Veranderende AOW-leeftijd
In juni 2015 keurde de Eerste Kamer het wetsvoorstel goed om de AOW-leeftijd versneld te verhogen (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd). Dit leidde ertoe dat de AOW-leeftijd in 2018 naar 66 ging en naar 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 zou de AOW-leeftijd gekoppeld worden aan de levensverwachting gebaseerd op CBS-prognoses. Al met al een weinig populaire maatregel, maar je slaat er wel twee vliegen in een klap mee: er zijn meer mensen die werken en dus ook AOW betalen en er zijn minder mensen die AOW ontvangen. Toch betekent het voor sommige ouderen slecht nieuws. Ze krijgen te maken met een ‘AOW-gat’: je vindt geen werk meer omdat je te oud bent, maar je krijgt ook geen AOW. Langer doorwerken is dus steeds meer een thema.
Willen werken of moeten werken
Uit onderzoek weten we dat zo’n 41% van de mensen tussen de 65-80 jaar wel wil doorwerken. Maar er zijn natuurlijk best wat verschillen. Om te beginnen heb je de mensen die moeten doorwerken en degenen die willen doorwerken. Bij de één spelen financiële overwegingen de hoofdrol, ze moeten wel omdat ze anders niet rondkomen. Bij de ander staan plezier in werk en de behoefte mee te blijven draaien en 'ertoe te doen’ voorop. De verwachting is dat de eerste groep in de toekomst flink zal groeien. Er komt immers een generatie aan die gemiddeld genomen meer economische crisissen heeft meegemaakt en daardoor minder kansen heeft gehad om vermogen op te bouwen.
Generatieverschillen
Een uitdaging kan ook zijn dat je als oudere samenwerkt met verschillende, meestal jonge, generaties. En iemand van 25 jaar heeft waarschijnlijk een andere kijk op werk, denkt sowieso heel anders en heeft ook een ander tempo. Als je jong bent, wil je graag het verschil maken, jezelf ontwikkelen, laten zien wat je kunt. Daarnaast is plezier op het werk is heel belangrijk. Ben je een vijftigplusser, liggen je prioriteiten over het algemeen meer bij het behalen van resultaat, zekerheid en groei. Dat kan soms leiden tot irritaties over en weer en dat gaat weer ten koste van je motivatie.
Vaker handige tips ontvangen?
Ontvang regelmatig handige tips en inspirerende verhalen rechtsreeks in je mailbox. Schrijf je nu gratis in voor de digitale nieuwsbrief van Vief.
Maak het leuk voor jezelf
Hoe kun je ervoor zorgen dat je - ook na je 65ste - met plezier naar je werk blijft gaan? En je juist geniet van het contact met je jongere collega’s?
- Sta open voor vernieuwing. Niet langs de zijlijn, maar doe mee, denk mee! Besef dat je - ook al voel je je misschien zo - geen 30 meer bent en dat je denkpatronen soms best een beetje mogen worden opgeschud.
- Help je (jongere) collega’s om te vernieuwen. Je hebt in een heel werkend leven zo veel ervaring verzameld - gebruik die en ondersteun het proces door je inzichten te delen.
- Accepteer dat je niet meer over de energie beschikt van toen je 30 was. Zoek naar uitlaatkleppen naast je werk waar je blij van wordt. Eet gezond en beweeg voldoende. Sla dat wandelingetje tussen de middag niet over.
- Let op wat je stress bezorgt en zoek uit wat je daaraan kunt doen: heb je geen zin om je te verdiepen in het nieuwste administratiesysteem? Zoek dan een ‘tech-buddy’ onder je jongere collega’s.
